Bestuurdersintegriteit

Dienstverlening: Sparring Partner van de Board, beleidsanalyse en inspiratiedagen (Hierin is besloten evaluatie onderzoek, een grondslagen workshop, een ethische test, interpretatie van bedrijfsgedrag, een dialoog over integriteit met de medewerkers, advies over integriteit en een second opinion, mediabeleid en een communicatiekalender).

Meer over integriteit

Legitimatie van een organisatie bestaat uit drie pijlers: de politieke, de juridische en de sociale. De politieke legitimatie komt in onze democratie van regering en Kamerleden, B&W en gemeenteraadsleden. Ongekozen, maar toch met veel invloed bekleed, fungeert onze overheid. Ook ongekozen zijn oud-politici die in allerlei Raden van Bestuur of Raden van Commissarissen zitten. In deze functies kunnen zij wel informele politieke legitimatie verschaffen. Veel banken, verzekeraars en grote accountantskantoren nemen een oud-politicus op in hun RvB of RvC die met hun netwerk een bijzondere vorm van politieke legitimering van de organisatie binnenbrengen. Juridische legitimatie, behalve de nationale wetten, komt in toenemende mate uit Europa en het Internationale Recht. De sociale legitimatie, als derde pijler, is de optelsom waaruit ‘publieke opinie’ bestaat, die op zijn beurt beïnvloed wordt door media, NGO’s en andere belangengroeperingen, zoals consumentenbewegingen, de vakbond, stakeholders, aandeelhouders, werknemers en professionals. De sociale legitimatie vraagt om ‘issuesmanagement’: wil men ‘de samenleving’ bereiken, dan zal men moeten onderzoeken wie waar meningen uit en luisteren vanuit welke framing het publiek oordeelt. Daarop zal de organisatie en het bestuur zijn eigen taal en duiding, of in voorkomende gevallen het eigen beleid moeten bijstellen. Een social license is als draagvlak: zo goed als onzichtbaar als men het heeft en er komt narigheid van als men het niet heeft.

Hoeveel mensen kent u die zichzelf niet integer vinden (en dat nog in het openbaar zeggen ook)? “Hallo, ik ben Piet en ik ben volstrekt on-integer.” Een rare tekst zou dat zijn. Eigenlijk verwacht je dat iemand die zoiets zegt niet anders dan juist wèl integer moet zijn. Dat is de hersenkraker van de Kretenzer die zegt dat alle Kretenzers altijd liegen. Een belangrijke oorzaak is natuurlijk dat de integriteit van de één dat niet van de ander is. Als dat wel zo zou zijn, dan waren recht en moraal niet zo ver uit elkaar gezongen. Bij integriteit, behoudens zaken die onder het strafrecht vallen, is er zelden sprake van een ‘gelijk’. Iedereen heeft altijd gelijk, het hangt er maar vanaf waar je normen liggen en waarom.

Dienst: sparring partner voor het bestuur en dialoog over integriteit

Een bestuurder die in het openbaar wordt verguisd komt in een professioneel en persoonlijk drama terecht. De dossiers waar het over gaat zijn zonder uitzondering complex en aan alle verhalen zitten vele kanten. De kant waar het publiek weet van krijgt en er de duiding bij geleverd krijgt, betreft doorgaans ten opzichte van het geheel maar een kleinigheid. De morele duiding kan voor de betrokkene dan net de verkeerde kant op vallen, ook als diens integriteit door vele anderen onbetwist is. Dit zien we bij heel verschillende normenpatronen als die van het private en die van het publieke gedeelte van de professionele samenleving. De overheid zal zichzelf betrouwbaar vinden, een ambtenaar wordt immers ‘opgevoed’ met het idee van ‘rechtmatigheid’, maar mogelijke discrepanties tussen het interne perspectief van de overheid zelf en het externe perspectief van iedereen die daar niet als functionaris toe behoort, liggen hier op de loer. Het externe perspectief van de rest van de samenleving hoeft dat beeld namelijk niet (zonder meer) te delen. Een belangrijke norm voor het bedrijfsleven is ‘doelmatigheid’ en dat is met het oog op het winstoogmerk ook niet onbegrijpelijk. Maar rechtmatigheid en doelmatigheid zijn twee waardepatronen die elkaar niet noodzakelijkerwijs overlappen.

Case: De Nederlandse Spoorwegen

De NRC op 19 september 2015: “Bij de strijd om het verzorgen van het openbaar vervoer in Limburg in de periode 2017-2031 heeft NS de Spoorwegwet overtreden. Volgens de Autoriteit Consument en Markt (ACM) is NS onzuiver omgesprongen met bedrijfsvertrouwelijke informatie van de concurrentie. Daarnaast huurde een dochterbedrijf van NS een net afgezwaaide directeur van concurrent Veolia in middels een schijnconstructie. Een kwestie die nog altijd wordt onderzocht door het Amsterdamse advocatenkantoor De Brauw. Volgens minister van financiën Dijsselbloem liep het gedrag van Timo Huges (president-directeur van NS sinds 1 oktober 2013) bij de aanbesteding uiteen van ‘slordig’ tot ‘echt onjuist en in strijd met de wet’. Wat Huges exact heeft misdaan, is een half jaar later nog steeds onduidelijk. Net als de verschijningsdatum van het definitieve onderzoeksrapport van De Brauw.” Desondanks wordt Huges dringend verzocht de eer aan zichzelf te houden, maar of dit zo is of dat hij ontslagen werd, ook daarover zijn de hoofdrolspelers het in de media niet eens. Het grote publiek inmiddels die deze hoofdrolspelers helemaal niet kent en vermoedelijk ook maar heel weinig kennis heeft van aanbestedingsprocedures in het algemeen en de Spoorwegwet in het bijzonder, moet alles maar zo’n beetje uit de media hebben en voor het overige op zijn ‘gut-feeling’ afgaan. De krant schrijft: “Bij dezelfde aanbesteding heeft Huges een verzoek om informatie van concurrent Veolia intern verkeerd doorgestuurd, constateert de ACM. Bovendien heeft hij aan de mail toegevoegd dat beantwoording geen urgentie heeft. Een overtreding van de Spoorwegwet, die Financiën hem zwaar aanrekent; NS is verplicht om concurrenten adequaat te informeren over stationsvoorzieningen. (…) Huges verweert zich dat concurrent Veolia hem met het informatieverzoek bewust in de val heeft laten lopen.”

Zouden er echt mensen zijn die hun mening over deze kwestie opschorten tot ze de Spoorwegwet erop hebben nageslagen? En als ze dat zouden hebben gedaan, de verwijzing naar richtlijn 2001/14/EG: richtlijn nr. 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur (PbEG L 75) hebben opgevraagd en bestudeerd? En de daar aangetroffen tekst dan ook nog hebben begrepen en op de juridische toepassing hebben getoetst? “Dag mijnheer De Brauw, ik denk ik bel u even. Kunt u mij vertellen of het klopt dat …?” Het valt te betwijfelen. Doorgaans vertrouwen mensen op de veronderstelde betrouwbaarheid van de bron, in dit geval de ACM. Maar Huges komt uit het bedrijfsleven, daar denkt men heel anders over het adequaat informeren van concurrenten. Coca Cola kijkt wel uit Pepsi Cola adequaat te informeren over zijn receptuur. Het aanbestedingsrecht is ongetwijfeld veel te moeilijk voor de meesten van ons, maar concurreren terwijl je je concurrentievoordeel op moet geven, is ook heel ingewikkeld voor veel beter onderlegde mensen. Of werken voor een staatsbedrijf dat geen staatsbedrijf is, maar wel de staat als grootaandeelhouder heeft. Dat kan niet anders dan leiden tot het botsen van waardepatronen. Waardepatronen waar lang niet iedereen zich altijd van bewust is bovendien.

Case: Beschadigde Bestuurders

Er circuleert een krachtig (televisie)beeld waar de Groenlinkse (inmiddels voorman) Jesse Klaver de degens kruist met de president-commissaris van ABN AMRO Rik van Slingelandt. De salarisverhoging van de Raad van Bestuur van de bank was a-moreel in de strikte zin zoals het hoort, namelijk juridisch vastgelegd in een contract. Een van de juridische leerstukken die wij allen met de paplepel ingegoten krijgen, luidt dat afspraken nagekomen dienen te worden. In dat universum leeft Van Slingelandt. En met hem vele Nederlanders. Klaver vond dat een ‘parallel universum’. In tijden van crisis en ontslagen de eigen top een salarisverhoging toekennen met juridische argumentatie vindt hij im-moreel. In dat universum leeft Klaver. En met hem vele Nederlanders. Dat betekent dat de heren allebei gelijk hebben. Dat is wel vervelend als het gaat om een situatie waarin beide stellingnames elkaar uitsluiten. Een ander voorbeeld van een parallel universum betreft de uitspraken van de toenmalige bestuursvoorzitter van de Universiteit van Amsterdam, Louise Gunning. NRC schrijft op 19 februari 2015: “Een week duurt nu het protest tegen het beleid van de UvA, en in het bijzonder de bezuinigingen bij de faculteit geesteswetenschappen. De eisen van de bezetters – meer inspraak, meer openheid, minder rendementsdenken – raken het hele universitaire bestel. Gunning: „Dan denk ik: ga naar Den Haag, en kom niet in mijn gebouw zitten.” Als de krant vraagt wat ze achteraf anders had willen doen, antwoordt ze: “Dat donderdagavond bij de laatste controleronde de wc’s gecontroleerd waren. Dan was dit niet gebeurd.” De bestuurder heeft de juridische bevoegdheid en verantwoordelijkheid het gebouw te beveiligen en te controleren. De woordkeuze ‘mijn gebouw’ duidt niet op een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De formulering is sociaal veelzeggend, want de academische gemeenschap die gebruik maakt van het gebouw, bestaat uit wel meer mensen dan de bestuursvoorzitter. Uit de opmerking over de controle van de wc’s blijkt dat de oriëntatie van de voorzitter gericht is op de bezetting. Het lijkt te impliceren dat er zonder de bezetting niets aan de hand geweest was. Het lijkt ook te impliceren dat er zich een andere sociale werkelijkheid aan het ontrollen was, die geen plaats kreeg in de oriëntatie van het bestuur. Louise Gunning moest aftreden, niet omdat zij niet integer zou zijn, maar omdat haar ‘social license’ kennelijk ongemerkt verlopen was.

Complicatie waar wij graag voor gevraagd worden. Hoe zorgt u ervoor dat men u begrijpt, of weet op basis waarvan u voor een bepaalde handelwijze gekozen heeft en u daarom waardeert.

Cliënten voor wie wij dit werk verrichtten: 

Zorg

Huisvesting

Transport

Banken, Verzekeraars & Advocaten

Vouw dicht